Vrijheid. Wat een mooi begrip. Wie wil er nou niet vrij zijn? We zien het als verworvenheid, een wezenlijk onderdeel van onze behoeftes als mens. Vrijheid is iets dat we nastreven, vrij zijn als in niet gevangen, als in zelf keuzes kunnen maken, als in vrede leven.
De westerse wereld associeert zichzelf ook graag met vrijheid. Vrijheid is niet voor niks het boegbeeld van Amerika. Democratie is vrijheid, zo redeneert het westen. Aan het kapitalisme is vrijheid ook gekoppeld: de vrije markt, vrij van overheidsbemoeienis bijvoorbeeld. Het gaat dan vooral om ondernemers die vrij willen zijn, helaas denken de meesten niet zo over vrijheid voor hun werknemers.
In mijn werk hoor ik vaak vrijheid als wezenlijke wens van de werknemer: geen autoritaire maar een meewerkende (of geen!) baas, flexibiliteit in het indelen van tijd, zelfsturend en wendbaar zijn, je een leven lang kunnen ontwikkelen.
Ik moet zeggen, ik ben zelf ook dol op vrijheid. Als kind wilde ik al vrij zijn, de wind in mijn haren, vrij van de invloed van mijn ouders, en, heel belangrijk, de vrijheid om te mogen zijn wie je bent. Ook tijdens corona voel ik me evengoed vrij, in sommige opzichten misschien nog wel vrijer dan daarvoor. Maar ik realiseer me dat ik mazzel heb, want “wat is nou die vrijheid, zonder huis, zonder baan”, zingt Harry Jekkers in mijn hoofd. “Alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.” (Het Klein Orkest, Over de muur).
Geld en vrijheid hangen nauw samen. Vrijheid lijk je te kunnen kopen. Het wordt aan ons verkocht door slimme marketeers die vrijheid presenteren als hoogste goed, maar met een hoger prijskaartje. Vrijheid op maat gesneden, visueel gemaakt op billboards, Instagram, in to-go winkels, instant, click en collect, het “niet omdat het moet maar gewoon omdat het kan.” De vrijheid om iets te krijgen hier en nu; de vrijheid om nergens aan vast te zitten. Dat eten bestellen duurder is dan zelf eten koken, vinden veel mensen inmiddels al heel normaal. Vrijheid als ordinaire marketingtruc. Je hebt steeds meer geld nodig, om vrij te kunnen zijn.
Vrijheid is ook individueel gemaakt, als iets voor jou. Wie wil er nog ergens lid van zijn, roepen de voorstanders van vrijheid hardop. Ik - voorstander van vrijheid - ben zeker nog wel lid, van best veel eigenlijk. Nooit het gevoel gehad dat ik ergens aan vast zit.
Zo ben ik lid van een politieke partij. Zij maken keuzes die passen bij mijn kijk op de samenleving. Ik ben ook lid van de vakbond. Ik hoef niet elk jaar zelf te onderhandelen voor mijn salarisverhoging en of ik met vakantie mag. Ik ben lid van een sportvereniging. Ik kon voor corona elke dag zo naar binnen lopen! Ergens lid van zijn, levert me dus bijzonder veel vrijheid op. Daar betaal ik slechts eenmalig een vast bedrag voor. Een investering voor de langere termijn dus. Je hebt minder geld nodig, als je ergens in een collectief zit.
Is het collectief tot de vijand van vrijheid geworden? Terwijl het collectief juist staat voor zekerheid (een cao bijvoorbeeld) en veiligheid (de EU bijvoorbeeld). Vanuit die twee basisbehoeftes kunnen mensen zich ontwikkelen, krijgen ze ruimte voor groei.
Door mensen te isoleren, maak je ze juist kwetsbaar, manipuleerbaar, te zetten naar iemands hand. Het is een vrijheid die jou geld kost, en de ander geld oplevert. Reken maar uit waarom de kloof tussen arm en rijk alsmaar groter wordt. Het propageren van vrijheid is een ordinaire marketingtruc, herhaal ik maar weer en dus had Harry destijds al gelijk: alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.