Ben je twintiger of dertiger? Dan kan je pensioenkapitaal sterker gaan schommelen. Vanaf 2027 zullen resultaten van beleggingen een grotere stempel drukken op jouw persoonlijke pensioenpot. Maar ter geruststelling, die fluctuaties zie je vooral tijdens de opbouwfase.
Naarmate je pensioenleeftijd nadert, zal de zekerheid over de hoogte van je pensioen toenemen. Ook houdt het ABP reserves aan om eventuele tegenvallers te compenseren.
Kern van de nieuwe regeling, die op 1 januari 2027 start, is dat je een eigen pensioenpot opbouwt. De ingelegde premies worden belegd volgens zogeheten lifecycles, waarbij het beleggingsbeleid afhangt van jouw leeftijd. Ben je jong, dan kan er risicovoller worden belegd. Er is dan nog veel tijd om eventuele verliezen goed te maken. Het voordeel is natuurlijk dat deze beleggingen op langere termijn doorgaans meer rendement opleveren.
Vanaf je veertigste ongeveer wordt het risico langzaam afgebouwd. Dan gaat er minder pensioengeld naar aandelen en meer naar veiligere beleggingen, zoals obligaties. Zo ben je zekerder van een goed pensioen.
Als twintiger of dertiger kan de waarde van je pensioen van jaar tot jaar behoorlijk fluctueren. Stel bijvoorbeeld dat de aandelenbeurzen dat jaar met gemiddeld 20 procent zijn gestegen, dan vliegt jouw pensioenkapitaal met bijna hetzelfde percentage omhoog. Jouw zestigjarige collega zal daarvan nog niet de helft terugzien. Maar bij een slecht beursjaar is het andersom, dan valt jouw kapitaal juist sterker terug.
Wat de zaak ingewikkeld maakt, is de renteontwikkeling. Kijken we naar vorig jaar, 2024: de beurs deed het geweldig, maar de rente daalde flink. Daardoor gaat de verwachte pensioenuitkering die op het jaarlijkse pensioenoverzicht staat toch naar beneden.
Pensioenfondsen zijn verplicht om de actuele rentetarieven bij die berekeningen te gebruiken. “Maar let als jongere niet te veel op deze bedragen”, tipt FNV bestuurder Peter Seesing. “De verwachte uitkering zegt heel weinig, want je hebt nog geen idee wat de rente zal doen als jij met pensioen gaat. Bovendien wordt het renterisico voor oudere deelnemers grotendeels afgedekt met financiële instrumenten.”
Belangrijk is ook de solidariteitsreserve van ongeveer 25 miljard euro die ABP gaat aanhouden. Bij een slechte beurs wordt uit die reserve geput om de gepensioneerden te compenseren. Bedraagt de vastgestelde maanduitkering bijvoorbeeld € 1000 en resteert door een beleggingsverlies € 980, dan legt het ABP die € 20 bij. Werkende deelnemers krijgen bij grote beursdips een compensatie. Sowieso worden verliezen én winsten op de beleggingen gespreid over drie jaar om het effect te dempen.
Dus ja, vanaf 2027 kan het pensioen meer gaan schommelen dan in het huidige pensioenstelsel. Maar het uiteindelijke bedrag zal in de meeste gevallen wel hoger uitpakken. De ambitie is om op langere termijn de inflatie bij te houden. Seesing: “Dat is ook een van de belangrijkste redenen voor de stelselwijziging. Teruglopende koopkracht door inflatie is de sluipmoordenaar van je pensioen. In het nieuwe stelsel zijn minder grote buffers nodig dan nu en kunnen de pensioenen eerder worden verhoogd. Daar staat dus wel iets minder zekerheid tegenover.”
Nog één ding: dat pensioenen - ondanks de lagere rente - de afgelopen jaren (licht) konden worden geïndexeerd, was te danken aan soepelere regels in de aanloop naar de nieuwe regeling. Volgens het huidige stelsel hadden pensioenfondsen moeten korten op het pensioen. Seesing: "We plukken dus nu al vruchten van het nieuwe systeem."