Na maandenlang vruchteloos onderhandelen zitten duizenden werknemers vaninterieurbouw- en meubelindustriebedrijven nog altijd zonder een goede cao. Branchevereniging Koninklijke CBM stelt zich allesbehalve vorstelijk op en weigert om fatsoenlijke afspraken te maken over de salarissen en een regeling voor mensen die zwaar werk doen. De FNV dreigt vandaag in een ultimatum met acties.
Als de werkgevers voor vrijdag 16 mei 12.00 uur niet instemmen met de eisen van de bond, volgen er acties. Thérèse Beurskens, bestuurder FNV Meubel en Hout : ‘De werknemers zijn het zat. Zij willen nu heel snel duidelijkheid over hun salarissen en andere belangrijke arbeidsvoorwaarden. Het is schandalig dat de werkgevers hun eigen mensen zo ontzettend lang laten wachten.’
De FNV probeert al sinds oktober 2024 om goede afspraken te maken voor de interieurbouwers en meubelmakers. Branchevereniging CBM (Centrale Bond van Meubelfabrikanten) werkt echter niet mee. In maart hebben de leden van de vakbond een slap eindbod van de werkgevers dan ook terecht afgewezen. Zij zijn bereid om in actie te komen.
De interieurbouw- en meubelindustriebedrijven willen niet meer betalen dan een loonsverhoging van 3,75% per 1 maart 2025 voor een cao van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025. Dit is een reële verhoging over een heel jaar van slechts 3,13%. De inflatie ligt veel hoger en dus zouden de werknemers er per saldo op achteruitgaan. Volstrekt onvoldoende dus, vinden de werknemers en de vakbond. Zij eisen in het ultimatum een cao voor een jaar die met terugwerkende kracht ingaat op 1 januari 2025. De salarissen moeten met zeker 7% omhoog en het laagste loon naar minimaal € 16 bruto per uur.
Ook wil de vakbond goede afspraken maken over thuiswerken, geboorteverlof (volledig doorbetaald), rouwverlof (tien dagen) en de toeslag voor overwerk (50%). Wie zwaar werk doet, moet drie jaar voor zijn pensioen kunnen stoppen. Verder wil de FNV dat er een begin wordt gemaakt met gesprekken over een 32-urige werkweek.
Beurskens: ‘Die goede cao moét er komen, anders loopt de sector straks leeg. Er is nu al sprake van vergrijzing en steeds minder instroom van jongeren. Ook werken er maar liefst 9.000 zzp’ers, naast zo’n 18.000 mensen die in dienst zijn. Mensen krijgen zo weinig betaald dat ze liever ondernemer worden dan verder te gaan als werknemer. Die ontwikkeling moeten we stoppen.’