Wat niet genoeg benadrukt kan worden is dat de herziening van het pensioen noodzakelijk is door obstakels opgeworpen door politieke meerderheden.
De rekenrente, waarmee de dekkingsgraad van pensioenfondsen wordt berekend, is lager dan elders (bevestigd door minister Koolmees). Door de lage rekenrente wordt geacht dat er op langere termijn geen opbrengsten van beleggingen zijn. Het optrekken van die rekenrente is de gemakkelijke oplossing volgens criticasters van het Pensioen en AOW-akkoord dat vakbonden hebben weten te bereiken. Echter de meerderheid van politieke partijen weigert de rekenrente te verhogen. Daardoor kunnen de enorme reserves van pensioenfondsen (vermogens zijn in 10 jaar verdubbeld) niet benut worden voor indexatie van pensioenen. Erger pensioenen tegoeden dreigen door de rekenregels verlaagd te worden. Door het akkoord met vakbonden wordt de rekenrente uiterlijk 2026 afgeschaft en wordt de grens voor korting niet op 104,5% dekkingsgraad gesteld, maar op 90% in 2020 en 2021. Tot aan 2026 blijven de rekenrente regels gelden. Een strijdpunt blijft wat er gebeurt tussen 2021 en 2026.
Achtereenvolgende regeringen hebben een boete op eerder ophouden dan de AOW-leeftijd ingesteld, zodat er geen regelingen voor zware beroepen getroffen konden worden. In het akkoord met vakbonden wordt de boete opgeheven voor eerder pensionering 3 jaar voor de AOW-leeftijd. Hierdoor kunnen per bedrijf of CAO eerder ophoudt regelingen voor mensen in slijtende beroepen afgesproken worden.
Wisselende politieke meerderheden hebben 2 x de AOW-leeftijd versneld verhoogd waardoor die veel sneller (9 jaar) 67 jaar wordt dan de ons omringende landen. In het akkoord met vakbonden is een rem op de AOW-leeftijd stijging gezet. Gedurende 2 jaar blijft de AOW-leeftijd 66 jaar en 4 maanden. Daarna stijgt hij telkens met 3 maanden naar 67 jaar. Vanaf 67 jaar wordt de leeftijd niet meer verhoogd met 1 jaar maar met 8 maanden als de levensverwachting 1 jaar stijgt ten opzichte van 65 jaar. Het wetsontwerp daartoe moet nog behandeld worden door het parlement. Volgens mij moet de levensverwachting niet gemeten worden ten opzichte van 65 jaar maar ten opzichte van de geldende AOW-leeftijd.
Regeringen hebben gestimuleerd dat werknemers als ZZP'er werken en als uitzendkracht of oproepkracht gingen werken. Zelfstandigen Zonder Personeel, kunnen beter hernoemd worden naar Zelfstandigen Zonder Pensioen, zonder WW en zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering. Schilders zijn een positieve uitzondering qua opbouw van pensioen. Koolmees weigert akkoord te gaan met het dwingend onder pensioenfondsen brengen van ZZP’ers. Het compromis in het akkoord met vakbonden is, dat de toegang gemakkelijker wordt. Er is ook afgesproken in het akkoord met de vakbonden dat er een betaalbare arbeidsongeschiktheidsverzekering komt. Uitzendkrachten die over de eerste 6 maanden geen pensioen opbouwen, moeten net als elders gelijk pensioen opbouwen.
De flexibele contracten, beter gezegd afhankelijke contracten, wordt gebruikt als argument om de wettelijke doorsnee pensioenpremie en opbouw af te schaffen. Mensen die beginnen als werknemer worden immers, later vaak zelfstandig aldus de politiek. Kortom de regeringen veroorzaken het probleem van slechte contracten en willen vervolgens de wettelijke van een gelijk percentage pensioenpremie en opbouw afschaffen. De doorsnee premie en opbouw betekent dat het pensioenpercentage en opbouw gelijk is per pensioenregeling of je nu jong, oud, man of vrouw bent.
Doordat het kabinet tijdens het spel de regels wijzigt, wordt het noodzakelijk dat pensioentegoeden overgezet worden naar de nieuwe pensioenregels, uiterlijk 2026. Iets waarop vervolgens kritiek wordt uitgeoefend. Kennelijk is men vergeten wie de oorzaak is, namelijk de regeringen. Het overzetten van pensioentegoeden vindt per pensioenregeling plaats en de deelnemersraden hebben veto recht. Dat laatste wordt zelden genoemd door de criticasters.
Een ander obstakel is het afschaffen van het de partner AOW vanaf 2015 voor nieuwe AOW'ers. Hierdoor krijgen éénverdieners (70% van de handarbeiders) een halve AOW (die 20% lager is dan de alleenstaande AOW) tot dat de jongere partner, die niet betaald verdiend, ook de AOW-leeftijd bereikt. Dit obstakel is niet geslecht in het akkoord met vakbonden. Partijen zoals CDA, CU en SGP, die zeggen op te komen voor éénverdieners hebben het probleem van partner AOW tot nu toe genegeerd.
De vakbeweging is erin geslaagd een aantal van de obstakels opgeworpen door een meerderheid van politieke partijen te slechten. Nu niet zeuren over ingewikkeldheid. Tel de verbeteringen bereikt door vakbonden.
A.P. van Dijk, Drachten.