‘Ik vind het leuk om collega’s dingen uit te leggen en voor hen uit te zoeken’, zegt Addie Tromp over zijn werkzaamheden als kaderlid van het FNV en OR- lid binnen zijn bedrijf. Hij is intern opgeleid tot TIG lasser bij De Jong Hot Water Tanks waar hij inmiddels 23 jaar werkt. Het bedrijf is gevestigd in Gorredijk en maakt boilers en watertanks.
‘Het is een heel oud bedrijf dat al sinds 1859 bestaat en begonnen is met het maken van melkbussen. Vroeger werd het dan ook wel de kannenfabriek genoemd’, licht Tromp toe. ‘In het begin dat ik er was, maakten ze vooral gasboilers, later ook zonneboilers en warmtepompboilers. Door de energietransitie verandert alles en vindt er een constante vernieuwing van producten plaats.
Het bedrijf groeit hard. Er werken op dit moment 230 mensen en ze willen naar 300.’ Begin vorig jaar is het overgekocht door de Amerikaanse branchegenoot Rheem. Hierdoor heeft het betere mogelijkheden om te investeren en is één van de grootste ter wereld in deze sector.
‘Ik vind lassen en metaal bewerken leuk om te doen. Zo ook het samenwerken met mensen om een mooi product te maken waar over de hele wereld vraag naar is’, zegt Tromp. ‘Omdat ik er al lang werk, heb ik veel kennis van dingen en ik help anderen graag op weg. Chef zijn wil ik niet, dat lijkt me niets.’ Tromp werkt liever met zijn handen. Hij volgde een opleiding elektrotechniek maar ontdekte halverwege zijn studie dat hij metaaltechniek leuker vond. Hij maakte zijn opleiding niet af. Liever wilde hij aan het werk. Het metaal bewerken leerde hij in de praktijk. Zijn eerste baan was bij Jonge Poerink, een beddenfabriek in Oosterwolde waar hij CO₂ - lasser was.
Na een conflict met deze werkgever over werktijden en werkschoenen die werknemers niet vergoed kregen, sloot Tromp zich dertig jaar geleden aan bij het FNV. Het ging slecht met de fabriek. Ze wilden ons daarom naar het moederbedrijf in Dedemsvaart verplaatsen. Dat lukte niet. Veel werknemers gingen weg en het bedrijf raakte failliet,’ vertelt Tromp. ‘Ik heb gebruik gemaakt van het sociaal plan dat de directie in samenwerking met het FNV opstelde. Ik ben via mijn toenmalige chef bij De Jong Hot Water Tanks gekomen waar ze nog mensen zochten. Het was maar goed dat de helft van mijn collega’s lid was van het FNV. De vakbond kon zo meer voor ons doen. Zonder het FNV hebben werkgevers vrij spel en kunnen met een eigen plan komen dat ze doordrukken.
Tromp is vier jaar kaderlid binnen het FNV en zit een jaar in de OR (Ondernemingsraad) van zijn bedrijf. Hij brengt problemen van werknemers binnen het bedrijf in kaart en bespreekt die met de directie. Om de paar maanden is hij betrokken bij de zogeheten BGA-vergaderingen (BGA- Bedrijfsgroepafdeling). Dat is een groep kaderleden die ook in de OR zitten en in soortgelijke bedrijven in dezelfde regio werkzaam zijn. De BGA geeft adviezen door aan de mensen die de CAO- onderhandelingen doen bij de werkgeversorganisaties. ‘Je hoort dan ook over andere bedrijven. Ik denk dat ik toch heel veel dingen weet wat bij de mensen speelt. Dat probeer ik in kaart te brengen. Het voor zowel de medewerkers als het bedrijf in goede harmonie op te lossen. Ik weet waar ik heen kan stappen.’
CAO’s blijken soms door werkgevers anders uitgelegd te worden dan door werknemers. Tromp noemt het voorbeeld van de duurzame inzetbaarheidsdag. Dat is één betaalde vrije dag per jaar waarop je iets kunt doen waardoor je je goed voelt. Bijvoorbeeld een cursus of een sportieve bezigheid. Tromp: ‘De ene werkgever wil dat je dan iets doet wat met het bedrijf te maken heeft, maar voor de andere werkgever hoeft dat niet persé.’
Voor wie zijn vaardigheden wil vergroten, is ook het FNV een goede vraagbaak. Tromp: ‘Mijn werkgever vond het niet nodig dat ik bepaalde opleidingen ging volgen. Via het FNV kwam ik te weten dat wij een voucher tot een bedrag van 1500 euro kunnen aanvragen voor het volgen van een zelf uit te zoeken cursus. Dat geld komt uit een potje waarin meerdere werkgevers een inleg doen. Zo kon ik een VCA cursus (Veiligheid, Gezondheid en Milieu) doen en een heftruckcertificaat halen. Hoewel de werkgever het eerst niet zag zitten, heeft hij dankzij Tromps doorzetten er toch veel voordeel van. ‘Ik rijd nu regelmatig op de heftruck rond en zit in de veiligheidscommissie van het bedrijf. Ik spreek mensen aan op onveilige situaties.’
Samen met collega’s binnen het FNV en het CNV kijkt Tromp terug op meerdere succesverhalen. ‘We hebben een goede loontabel weten te fixen voor de werknemers in onze sector. Sommige mensen zijn heel goed vooruit gegaan. Met name de lager betaalden’, aldus Tromp. ‘Iedereen tevreden stellen, lukt niet, maar wel zoveel mogelijk. Dat geldt zeker voor de mensen die minder verdienen binnen het bedrijf. Dat ook zij een goed loon hebben, goede arbeidsomstandigheden en een veilige werkplek. Ik vind dat de kloof tussen bijvoorbeeld een lasser en een inpakker minimaal dient te zijn. Je doet het werk immers met elkaar. Goede resultaten zorgen voor een goede toekomst van het bedrijf. Dat is ook goed voor de werknemers.’