In Zimbabwe is de inflatie zo hoog dat je je niet kunt voorstellen dat mensen überhaupt nog kunnen leven. Dat heeft grote gevolgen voor de lonen, vertelt Peter Gift Mutasa, voormalig voorzitter van de vakcentrale ZCTU in Zimbabwe en ontvanger van de FNV Vakbondsrechtenprijs. Hij vertelt over de situatie in zijn land en hoe de vakbonden proberen de situatie te verbeteren.
Peter Mutasa
Het inflatiepercentage in Zimabwe is officieel 72,7 procent. Peter: “Onafhankelijke experts schatten de inflatie echter op 251 procent. Dat heeft grote gevolgen voor de lonen. Zo hoort een huishoudelijk medewerker 900 Zimbabwaanse dollar te verdienen. Dit bedrag staat nu gelijk aan drie US dollar. Daarvoor kun je drie broden kopen. Per maand, ja!” Ook het loon van Peter is gedevalueerd. “Het is precies genoeg voor een volle tank benzine. Ik kan mijn familie niet onderhouden.”
De informele economie biedt voorlopig uitkomst: 87 procent van de Zimbabwanen verkoopt voedsel en spullen op de markt, of werkt in de mijnen. Dit geldt voor heel veel beroepen.
Inmiddels verblijven veel Zimbabwanen in het buitenland. Vooral Zuid-Afrika is favoriet, waar het land bewerken of huizen poetsen meer inkomen oplevert dan in eigen land. Zimbabwe wordt van Zuid-Afrika gescheiden door de rivier Limpopo. Omdat niet veel Zimbabwanen beschikken over een officieel paspoort, zwemmen ze met gevaar voor eigen leven de rivier over. “Sommigen verdrinken of worden opgegeten door krokodillen.”
Wie wel veilig de overkant haalt, kan maandelijks geld opsturen naar de familie. Ook voor de staat is dit een grote bron van inkomsten, omdat hierover belasting moet worden betaald.
De vakbonden doen wat ze kunnen. Onderhandelen met bedrijven over loonsverhoging, de regering onder druk zetten om het minimumloon te verhogen. Mutasa: “De regering werkt niet mee, maar we gaan door met de strijd voor sociale gerechtigheid, democratie en vrijheid.”