Libanon heeft te maken met hyperinflatie: sinds oktober 2019 zijn de prijzen met 600 à 700 procent gestegen. Hind Hamdam, consulent voor Mondiaal FNV in Libanon vertelt over de enorme armoede en de zwakke positie van de vakbonden in haar land.
Het ging Libanon economisch al niet voor de wind toen in 2019 het volk massaal in opstand kwam tegen de corrupte regering, die bedacht dat ze een belasting op het gebruik van Whatsapp kon invoeren. De premier moest het veld ruimen, maar economisch is het daarna nog slechter met het land gegaan.
“We kunnen met ons loon nauwelijks iets kopen”, zegt Hamdan. “Libanon is een land dat veel importeert, maar liefst 80 procent van de consumptiegoederen. Met de devaluatie van de lira is levensonderhoud onbetaalbaar geworden.” Veel landgenoten zitten zwaar in de problemen. De middenklasse is geheel weggevaagd. “82 procent heeft amper toegang tot de gezondheidszorg, het onderwijs of energie. Vroeger was dit 20 à 30 procent.”
De meeste Libanezen hebben torenhoge schulden. Velen nemen de wijk naar het buitenland, waardoor ze hun familieleden in het thuisland kunnen onderhouden. “Met voedselhulp kunnen mensen net overleven. Ze slaan ook maaltijden over en slapen op straat. Vooral ouderen hebben het zwaar. Medicijnen zijn onbetaalbaar, dus als ze ziek worden, hebben ze pech. Het is heel tragisch.”
Van de vakbonden is weinig te verwachten. Hamdan spreekt van ‘gele’ bonden die zich vereenzelvigen met de zittende macht. Sinds de opstand in 2019 zijn er onafhankelijke bonden opgericht, maar die zijn nog klein en hebben tijd nodig om te groeien. “We hebben geen sterke, verenigde oppositie en de regerende partij is al heel lang aan de macht.”