Robert Mooij (56), werkzaam als Werkvoorbereider Technische Dienst bij Sportbedrijf Arnhem, is een man die het vakbondswerk een warm hart toedraagt. Al sinds het begin van zijn carrière is hij vakbondslid.
‘In 1990 was ik 21, kwam ik van school af en voordat ik mijn diensttijd in ging, werkte ik tijdelijk in de bouw. Tijdens mijn dienstplicht werd ik lid van twee militaire vakbonden – één gelieerd aan de FNV en één aan het CNV. Nadat ik werd afgekeurd voor dienst, heb ik het CNV-lidmaatschap opgezegd, maar bleef ik lid van de FNV. Mijn vader was daar ook altijd lid van en dat heeft me beïnvloed,’ vertelt Robert.
Robert vindt het belangrijk dat jongeren actief betrokken worden bij cao-onderhandelingen. ‘Hoe je dat het beste doet, weet ik ook niet precies, maar het begint bij goed informeren: kort en bondig, zonder te veel poespas. Je moet duidelijk maken waar je mee bezig bent en nagaan wat zij belangrijk vinden. Jongeren denken niet aan pensioen, maar aan het hier en nu. Ze willen flexibele werktijden, ruimte voor gezinsplanning en tijd voor hobby’s en vrienden. Vaste werktijden van 09:00 tot 17:00 zijn voor hen niet de norm. Ze werken liever ’s avonds een paar uur en ondernemen overdag dingen samen.’
Op de veelgehoorde opmerking ‘Mijn collega is al lid, hij regelt het wel voor mij’ reageert Robert stellig. ‘Daar kan ik me echt aan storen. Het is belangrijk dat je zelf lid wordt om de vakbond te steunen in wat ze doen. Het gaat niet alleen om wat zij voor jou doen, maar ook om wat jij voor hen kunt betekenen. Natuurlijk worden afspraken generiek voor iedereen geregeld, maar als je straks salarisverhoging krijgt, zeg je dan ook: ‘Dat hoeft niet voor mij?’ Het lidmaatschap wordt vaak grotendeels door de werkgever betaald, dus waarom zou je het niet doen?’
Voor Robert is een goede cao er één die breed gedragen wordt en werkbaar is voor zowel werknemers als werkgevers. ‘Iedereen moet zich erin kunnen vinden: jongeren willen flexibiliteit, ouderen misschien een dag minder werken. Ik werk bijvoorbeeld één week vijf en de andere week vier dagen, en die vierdaagse werkweek bevalt me goed. In onze sector zie je dat doorgroeimogelijkheden vaak ontbreken en dat ouderen ‘hun tijd uitzitten’. Zonde, want hun kennis is waardevol. Zij kunnen leidinggevenden waarschuwen voor valkuilen uit het verleden.’
Robert gelooft dat het vakbondslidmaatschap belangrijk is om samen op te komen voor goede arbeidsvoorwaarden, zonder dat iedereen op de barricades hoeft te staan. Door jongeren te betrekken en verantwoordelijkheid te nemen, blijft het vakbondswerk relevant voor alle generaties. ‘Het draait om luisteren en samenwerken. Alleen zo sta je sterker in het werk.’