Ethiopië wordt vaak de nieuwe hub van de mode-industrie genoemd, of zelfs het 'nieuwe Myanmar'. De doelstellingen voor groei van de Ethiopische overheid worden echter niet gehaald en ook de verwachtte groei van westerse merken en retailers wordt niet gerealiseerd. Voorlopig is er dus geen sprake van een 'tweede Myanmar'. Maar wat betekent dit voor Ethiopische werknemers?
De snelle opkomst van de Ethiopische kledingindustrie heeft ertoe geleid dat Mondiaal FNV zich op dit land richt, en specifiek op de gevolgen voor arbeiders. Al in 2016 gaf Mondiaal FNV SOMO opdracht om de verbanden tussen de Ethiopische kledingindustrie en de Nederlandse markt te onderzoeken. De belangrijkste conclusie was toen:
“Hoewel Ethiopië door internationale merken en retailers wordt gezien als een ideaal land voor de kledingindustrie, vanwege de grote hoeveelheid goedkope arbeidskrachten, heeft de aanvankelijke interesse nog niet geleid tot de verwachte groei in de productie. Er zijn nog steeds verschillende uitdagingen, zoals de lage productiviteit en kwaliteit, sociale onrust met betrekking tot landeigenaarschap en grote overheidsbureaucratie."
Ondanks deze uitdagingen zijn verschillende grote internationale merken begonnen met productie in Ethiopië, waarbij H&M en PHV vooral bekend om zijn merken Tommy Hilfiger en Calvin Klein de bekendste zijn. Momenteel worden er vooral basisproducten, zoals t-shirts, gemaakt. Het grootste deel van de export is bestemd voor Duitsland en de VS. In Nederland is er nauwelijks kleding uit Ethiopië te vinden.
Nieuw onderzoek en interviews geven een beter inzicht in de motivatie van kledingmerken en retailers om in Ethiopië te (laten) produceren. En terwijl sommige bedrijven verklaren dat ze oprecht geïnteresseerd zijn om bij te dragen aan een duurzame en rechtvaardige lokale kledingindustrie, ontvangen werknemers geen leefbaar (of zelfs fatsoenlijk) loon.