Met de huidige Regeling Vervroegd Uittreden kunnen mensen met zwaar werk tot 3 jaar eerder stoppen met werken. De werkgever kan boetevrij een bedrag ter hoogte van een AOW-uitkering betalen. Aangezien deze regeling eind 2025 stopt hebben vakbonden en werkgeversorganisaties intensief gesproken over het verbeteren en structureel maken van deze regeling. Helaas zijn de onderhandelingen geklapt. Bekijk hier de verschillende standpunten.
Dit zijn de verschillen in opvattingen tussen werkgevers en vakbonden:
Werkgeversorganisaties: Alleen fysiek zwaar werk is zwaar werk
Vakbonden: Lichamelijk zwaar werk, geestelijk belastend werk en onregelmatige werktijden en nachtwerk.
Werkgeversorganisaties: Inzet van machines en andere manieren van werken. Daarnaast werknemers stimuleren om zelf verantwoordelijkheid te nemen door bijvoorbeeld werken in deeltijd, het opsparen van verlof of het zoeken en aanvaarden van ander werk.
Vakbonden: Inzet machines en omscholing is goed, maar er blijft altijd zwaar werk bestaan. Dus moet er ook een regeling zijn om eerder te stoppen met werken.
Werkgeversorganisaties: Als een zwaarwerk-regeling al nodig is, dan hooguit tijdelijk, omdat zwaar werk met maatregelen op het gebied van duurzame inzetbaarheid zal verdwijnen.
Vakbonden: De AOW-leeftijd is gestegen en is inmiddels 67 jaar. Lang niet iedereen redt het om tot aan de AOW-leeftijd op een prettige manier door te werken, omdat hij fysiek of mentaal gewoon op is.
Werkgeversorganisaties: Zwaar werk moet zoveel mogelijk worden uitgebannen door de inzet van machines en andere manieren van werken.
Vakbonden: Ja. Ondanks inzet machines en omscholing zal er altijd zwaar werk blijven. Naast fysiek slopend werk zal er ook altijd nachtarbeid en mentale belasting zijn van werk.
Werkgeversorganisaties: De huidige regeling moet worden afgebouwd. Als mensen het echt nodig vinden om eerder te stoppen, dan is een lage uitkering geen belemmering.
Vakbonden: De regeling loopt eind 2025 af. Daarnaast is het bedrag dat boetevrij aan de werknemer mag worden uitgekeerd te laag. Bijna niemand kan daarvan rondkomen.
Werkgeversorganisaties: Nee. Alleen mensen die het ècht niet meer volhouden tot aan hun pensioen, mogen eerder stoppen en er moet een maximum gesteld worden aan het aantal mensen die er gebruik van mogen maken.
Vakbonden: Ja. Als de criteria helder zijn, moet iedereen die aan die criteria voldoet, eerder kunnen stoppen.
Werkgeversorganisaties: Een tijdelijke regeling. Door inzet van machines, omscholing, tijdige overstap naar ander werk is een regeling om eerder te stoppen met werken niet meer nodig.
Vakbonden: Een permanente regeling. Er zal namelijk zwaar werk blijven bestaan. Ook jongere mensen moeten zicht hebben om eventueel eerder te kunnen stoppen met werken.
Werkgeversorganisaties: Er moeten landelijke normen komen voor wat zwaar werk is en hoeveel mensen van de regeling gebruik kunnen maken.
Vakbonden: Vakbonden en werkgevers spreken per cao heldere criteria af wat zwaar werk is, zodat de mogelijkheid om eerder te stoppen echt alleen aan mensen met zwaar werk geboden wordt.
Werkgeversorganisaties: Nee. Het bedrag moet op het niveau blijven van een netto AOW-uitkering voor alleenstaanden. Onderzocht moet worden of de regeling niet afgebouwd kan worden.
Vakbonden: Ja. De werknemer die twee of drie jaar voor zijn AOW-leeftijd stopt, bouwt in die jaren tot aan zijn AOW-leeftijd geen pensioen meer op. Die gemiste pensioenpremie moet toegevoegd worden aan het bedrag dat nu al boetevrij mag worden betaald.